Geef aan dat je (een tafel) voor 4 personen wilt hebben. | Wir möchten einen Tisch für 4 Personen. |
| Goedenmiddag | Guten Tag! |
| Je wilt de menukaart. | Darf ich bitte die Speisekarte haben? |
| Je wilt een advies van de serveerster. Je wilt de menukaart. | Was können Sie mir / uns empfehlen? |
| Geef aan, wat je wilt hebben. | Ich möchte gern ein Stück Kuchen / Ich hätte gern .... |
| Geef aan, wat je wilt drinken: een kop koffie/ thee/ een kannetje koffie | Ich möchte gern eine Tasse Kaffee, Tee/ ein Kännchen Kaffee! |
| De ober vraagt of de taart smaakt. Geef een positief antwoord! | Ja, der Kuchen schmeckt gut. |
| Geef antwoord op de vraag, of je nog een kop koffie wil | Ja gerne/ nein danke! |
| Vraag aan iemand om iets door te geven! | Darf ich mal bitte den Zucker, die Milch? |
| Vraag of je kunt betalen! | Könnte ich bitte zahlen? |
| Geef aan dat je apart wilt betalen. | Könnten wir bitte getrennt bezahlen? |
| Roep de ober! / serveerster! | Ober! / Fräulein! |
| Je hebt slagroomtaart besteld, maar je krijgt iets anders. | Ich habe aber Sahnetorte bestellt. |
| De ober zegt na een fout: "Entschuldigung!." Reageer daarop! | Schon gut. Das kann vorkommen. |
| Je moet €23,-- betalen, je geeft €25,--. De rest is fooi. | Der Rest ist Trinkgeld. Stimmt so! |