Maak met de gegeven woorden een juiste Duitse zin, met de correcte vervoegingen - naamvallen. Denk hierbij ook aan hoofdletters, leestekens etc. Klik daarna op KONTROLLIERE! Indien je er echt niet uitkomt, dan klik je op "Lösung zeigen"
geboren - sein - die Niederlande - ich
kaufen - haben - mein - Eltern - ein Bauernhof - 1996
gefallen - mein - Wohnort - sehr gut - ich
sein - gehen - nach Amsterdam - gestern - ihr (vraag!)
Ich - wohnen - zusammen - mit - meine Mutter, - mein Vater - und - meine Geschwister. (deze volgorde aanhouden)
in - mein - Zimmer - stehen - ein Bett - ein Schrank - und - ein Computer (deze volgorde aanhouden)